Er was nog nauwelijks televisie en het liefst speelden we buiten. Hoewel er bij de Staringstraat wel klaarovers waren en de Berkdijksestraat veel verkeer kende was dat onvergelijkbaar met de drukte nu. Buiten spelen had nog enkele zweem van gevaar. Wij waren van de sport en het spel. We liepen hard, voetbalden een beetje in de poort, we sprongen een beetje ver en een beetje hoog en we fietsten een beetje rond de blok. Op onze doortrappertjes waanden wij ons echte wielrenners. We hadden een klein en een groot blok.

Bij het grote circuit fietsten wij naar de Coba Pulskenslaan, via het Rooseveldplein en de Johan van Zantenstraat terug naar de Berkdijksestraat en het was altijd mooi weer. Pas veel later begreep ik dat wij alleen mooi-weer-fietsers waren. Daarom zaten er ook altijd wel wat klanten op het terras van Café De Berkdijk (De Nap zeiden de wat oudere renners) die ons als jonge helden toejuichten.

Wij kwamen niet bij De Berkdijk. Wij waren kinderen natuurlijk, maar ook onze ouders, onze oudere broers en zussen kwamen er niet. Mensen gingen überhaupt niet zo vaak op café en dan nog vooral gekoppeld aan het verenigingsleven. Op het terras zaten altijd heel gewone mensen, met altijd goede zin, daar kon het niet aan liggen. Ik had wel eens binnen gekeken en er stond een biljart en in mijn kinderlijke herinnering een immense bar met haar rug naar de straatkant en geen stamtafel, een en al gezelligheid, maar binnen was ik nooit. Wij fietsten keihard nog een ronde, beantwoorden het gejuich met een zegegebaar en reden naar huis voor een kopje thee met een beschuit.

Ik had wel eens binnen gekeken en er stond een biljart en in mijn kinderlijke herinnering.

Het zal ruim 10 jaar later zijn en ik kom bij toeval een van de toenmalige buurtkinderen tegen op weg naar zijn ouders in de Joost van de Mortelstraat. We wisselen wat uit en doe eens gek, het is mooi weer, zullen we wat drinken bij Café De Berkdijk? We lopen er heen.

Het terras is er nog met die typische witte terrasstoelen maar het café heeft de DE verloren en heet nu gewoon Berkdijk. De hele voorgevel lijkt in bezit genomen door de kleuren geel en rood. Achter het raam, boven het raam, dwars op de gevel, overal in grote letters: SKOL International bier.

Mijn kompaan verzucht: “Moeten we dit wel doen?”

Oorspronkelijk komt de brouwerij uit Rotterdam maar voor ons komt Oranjeboom natuurlijk uit Breda. In 1973 besluit de brouwer om haar bier voortaan als Skol in de markt te zetten en als daar later de term international bier aan toegevoegd wordt is het kwaad geschiedenis. Ook Cor Krijnen van Café Berkdijk heeft blijkbaar moeten zwichten voor de brouwer.

Mijn kompaan verzucht: “Weet je dat ze dat bier kaal tappen en er vervolgens de synthetische kraag opleggen?” Kortom het bier heeft al snel imagoproblemen. In 1980 verdwijnt het merk Skol uit Nederland en keert Oranjeboom terug naar Oranjeboom.

“Ik denk niet dat we dit moeten doen, dat bier smaakt naar pies, nog erger als Heineken naar pies smaakt.”

Bijna was ik in Café Berkdijk geweest met de nadruk op bijna. Ik heb er als kind weleens binnen gekeken.

Ik herinner me de reclames voor Skol op televisie met Piet Bambergen van de Mounties. De gingles op de radio werden ingezongen door ene Patricia Paay. Een grap over de smaak van het bier en de recente pornofilm incidentjes van deze zangeres zijn te flauw voor woorden, dus die zullen we maar niet maken.

Overigens heeft de firma Tuborg nog steeds een speciaal merk Skol.

Een op de drie Brazilianen anno nu die bier drinken drinken Skol, dus.

 

Pietjan Dusee

Foto: Kim Pattiruhu